Vorige week zat ze bij mij aan tafel en haalden we koetjes en kalfjes aan. De kindjes passeerden de revue, net zoals het werk en het huishouden. Alles net zo stressvol als altijd. Onze hersenen draaiden op volle toeren. Schoolthema’s, verjaardagsfeestjes, schoonouders, ouders, moederdag, vaderdag en jubilea. Wasmachines, droogkasten, vaatwassers en hongerige huisdieren. Stof, onverwachte reflux en het hardnekkige onkruid in de kleinste hoekjes van onze huisje-boompje-tuintjes. De kleutergym op woensdag en de kinderkribbe die volgende week de brug maakte. Niemand of niets mocht vergeten worden. Al glipte er hier en daar wel eens een taak door de mazen van het net. Gelukkig betrof het nooit de kinderen. Op dat vlak hadden we beiden een onberispelijke staat van dienst.
Ik had ze al een half jaar niet meer gezien. De afspraak zo’n zes maanden geleden was bovendien maar een vluggertje. Een glaasje op een terras, na het werk, maar vóór de opvang sloot. We hielden ons gedeisd en beperkten het uitje tot een glaasje wijn, maar hadden we echt ons best gedaan, dan hadden we samen een fles kleingekregen voor we onze allerliefste koters gingen ophalen aan de poorten van het Deugnietenhof en de Bonte Bengels.
Ze zag er goed uit. Haar mascara zat niet helemaal goed meer en haar concealer kon de beloofde 12 uren niet waarmaken, maar ze lachte haar tanden bloot. Ze lachte hartelijk om mijn domme, voorspelbare grapjes. Ging het over haar vriend, dan was ze iets minder uitbundig. Ze vertelde me niet alle details, maar dat gaf niet. Uiteindelijk vertelde ze me alles. Alles op zijn tijd. Bij een glaasje wijn, via WhatsApp of via telefoon tijdens ons woon-werkverkeer. Uiteindelijk kreeg ik het wel te horen en stelde ik haar zo goed mogelijk gerust.
Tuurlijk kwam het goed tussen hen. Tuurlijk draaide hij wel bij. En dat was meestal ook zo. Had hij eens last van zijn maandstonden, dan was hij enkele dagen later weer poeslief en kon het leven weer zijn gangetje gaan.
Had ik beter opgelet, dan had ik ditmaal misschien gezien dat haar glimlach bescheidener was. Dan had ik misschien gezien dat het niet helemaal goed zat en ze écht ongerust was.
Ik dacht dat ze me wel zou bellen. Of appen. Maar dat deed ze dus niet.
Ik had moeten bellen. Ik had moeten aandringen om af te spreken. Maar mijn agenda liet het niet toe. De kindjes krijsten en hadden me nodig. Manlief wist niet op hoeveel graden het wasmachine moest staan. Op het werk vroegen ze om overuren. En de weekends… die vlogen voorbij. Die bestonden amper.
Ze had nood aan vakantie, had ze gezegd. Haar hoofd zat vol en ze kon best wel een beetje me-time gebruiken. Ik lachte en knikte. Ik nam haar hand vast en zei: “Ik begrijp je”.
Zeven dagen later was ze er niet meer. Zeven dagen later was ik mijn vriendin kwijt.
Ik begreep het niet.
Ik begrijp het nog steeds niet…