Zijn zwarte krullen wipten op en neer op het ritme van zijn hitsige konijn. Het beestje had een kans gezien en gegrepen. De vrijheid lonkte, ver weg van zijn kooitje, in de luwte en de schaduwen die de stoelen van de tweedeklaswagon boden. Hier was dit pluizige prooidier veilig voor eventueel hongerige duivels. Datzelfde diertje had echter nooit kunnen vermoeden dat hij de liefde van zijn leven zou herkennen in het nepbont van mijn enkellaarsjes. Binnen de kortste keren wipte hij lustig heen en weer op de wreef van mijn bescheiden schoeisel. Zijn baasje liep vertraging op omdat hij op handen en knieën doorheen de wagon kroop, op zoek naar het geile rakkertje dat hij in volle actie op mijn verstijfde voet trof.
Zijn ogen stonden wijd en zochten opwaarts naar mijn evenzeer verbaasde ogen.
“Stampertje, verdomme! Kom hier”.
Zijn lange, donkere en heerlijk weelderige haarbos viel steeds weer voor zijn ogen, tussen excuses die hij aan mij richtte maar niet over zijn lippen kreeg en de pogingen om zijn hersenloze konijn te grijpen. De pluizenbol had dan wel geen bloed meer in de bovenkamer, hij wist zijn baasje nog heel precies te ontwijken om verder de liefde te bedrijven aan mijn blijkbaar instemmend stukje bont.
Zijn knaagdiertje had een adempauze nodig en liet mijn enkellaarsje los. Waarop zijn baasje de bandiet greep en opsloot. De vreemdeling liep even weg om zijn spullen op te halen, vooraleer hij mij uit mijn instant-trauma hielp.
“Mijn excuses, juffrouw, echt waar. Het spijt me zo. Hij zou op kot blijven, maar dat mocht niet meer, dus ik nam hem mee naar huis. Stampertje wist te ontsnappen toen ik hem een snack wilde geven”.
Ik stelde hem gerust. Ik was verrast door de plotse aanval, ja, maar ik zou het zeker overleven, in tegenstelling tot zijn knaagdier, dat smachtend iedere beweging van mijn laarsjes in het oog hield. Wilde het baasje misschien even naast me zitten en het hele verhaal doen? Waarop diezelfde verleidelijke krullen enthousiast heen en weer knikten. Zijn konijn mocht het nepbont van mijn laarsjes hebben, maar dan wilde ik met mijn handen door de haren van zijn baasje strelen.
Wat dat konijn kon, konden wij vast beter. Waar was zijn kot eigenlijk? Was dat ver van hier? Kon hij dat konijn nog ergens anders kwijt? Vooraleer ik mijn vragen kon stellen, kwam de trein tot stilstand en besefte de knappe vreemdeling dat dit zijn halte was.
Maarten, zei hij. Mijn naam is Maarten. Maarten met het konijn op de trein.