Hier vind je een aantal van mijn verhalen.
Wil je me laten weten hoe goed - of hoe slecht - je ze vond?
Klik op contact!
‘t Is weer een meisje.
Mijn moeder keek mijn vader geschokt aan. Ze had hem net gevraagd of hij zich niet goed voelde. Haar schoonfamilie deed zich op het gelijkvloers tegoed aan de koude schotels met gedroogde Spaanse ham en gerookte Noorse zalm, de aardappeltjes met kruiden, de fijne rauwkost, de gemengde salade, het zelfgebakken brood en het ruime assortiment aan sausjes. En wijn. Veel wijn. Zowel wit, rosé als rood.
Hij was 15 jaar oud.
Ik was er 7.
Mijn moeder had zijn moeder leren kennen dankzij haar werk als logopediste. Zijn moeder had ons gezin uitgenodigd voor een etentje. Hij was er ook die avond, samen met anderen die ik me niet meer voor de geest kan halen.
Liefste Vlaanderen,
Ik ben je altijd trouw geweest. Ik heb altijd binnen je grenzen gewoond. Ik ben dan wel even in Brussel gaan studeren, maar daar voerde ik mijn studies in de Vlaamsche taal. Mijn postadres stond in ‘s lands oudste stad, iedereen welbekend van de verplichte schoolreizen naar het antieke Tongeren.
Ik speel net de laatste lepel van mijn kommetje ontbijtgranen naar binnen, wanneer mijn zusje binnen komt vliegen. Als begroeting geeft ze me een tik tegen het achterhoofd. Ze gaat tegenover me zitten en schenkt een kop koffie in. Zwart. Liefst zo straf mogelijk. Cafeïne stimuleert de vetverbranding, althans dat beweert haar favoriete weekblad.
Ik ken de weg. Ik moet het pad volgen. In de verte zie ik de boom verschijnen. Het is een stukje wandelen, maar dat is de bedoeling. Ik moet mijn tijd nemen tot aan de boom. Niets overhaasten. Dus wandel ik rustig over het bruggetje dat achter de bloemenvelden ligt. Ik luister naar het kletterende geraas van het water. Ik zie de vogels overvliegen. Een van die vogels komt uit de boom waar ik naartoe wandel. Ze vliegen de zon tegemoet. Steeds hoger de blauwe lucht in, totdat ze verdwijnen en enkel nog een vluchtige herinnering vormen.
Lees meerDoor de pandemie hadden de elektronische klootzakjes vrij spel. Na een decennium van mondmaskers, handgels, vaccins vol kinderziektes, virtuele meetings en social distancing meende artificiële intelligentie dat de tijd rijp was. Singularity was een feit. Huxley en Asimov hadden het voorspeld en inspireerden de gebroeders Wachowski tot een blockbuster die jaren nadien nog een afsluiter kreeg. De fans waren door het dolle heen, tot de werkelijkheid hun geliefde sciencefiction overtrof.
Hij liet het hoofdje heen en weer door zijn vingers rollen. Vervolgens keek hij me grijnzend aan. Ik schuifelde op mijn stoel en kon mijn blik niet van het hoofdje afwenden. De weinige haren die de pop nog had, kleefden samen tot een vettige sliert. Hij grijnsde al zijn tanden bloot, bracht het hoofdje aan zijn lippen en slurpte het kleverige goedje er in een teug uit.
Ergens op de evenaar, in het midden van een warmbloedige oceaan, ligt een eilandje met duinen – voornamelijk begroeid met palmbomen, maar ook ander flora heeft er een plekje - en een beetje verderop een gerieflijk hutje op een veilige afstand van de turquoise, maar ietwat onstuimige golven. Het zand is zacht en licht van kleur. Je kan er makkelijk met je tenen door woelen zonder op iets te stoten.
Moeder groef een gat in de tuin. Eerstdachten we dat ze daar haar overmaatse palmboom in zou droppen, maar moeder hadeen ander plan. Moeder groef een gróót gat in de tuin. Af en toe namen we eenkijkje door het keukenraam: zo zagen we het gat stilaan een heuse kraterworden.
Daar ligt ze. Weer. Haar kwijl druipt in dikke druppels op mijn nieuwe vloer.
Eén nacht, meisje, en dan kan ik bij Linda terecht.
Linda kan nog niet, meisje. Nou ja, haar vriend doet een beetje lullig, dus Linda heeft liever niet dat ik daar op de bank ga slapen.
Ik loop al lang verloren. Ik weet niet waar ik naartoe ga, maar dat stoort me niet. Ik wil gewoon vooruit. Of linksaf. Rechtsaf kan ook. En soms keer ik op mijn stappen weer. Dat mag allemaal. Zolang de weg die ik afleg maar enigszins zinvol is. Zolang ik niet in cirkels draai.
Wat had hij heerlijk blauwe ogen. Het blauw van het water van de tropische eilanden van weleer. Ze kon erin verdrinken en genieten van de ervaring. Nee, ze moest niet gered worden. Hier voelde ze zich thuis. In zijn diepblauwe ogen die zo verliefd naar haar keken.