De verslaggever

As a writer, you should not judge, you should understand.

Ernest Hemingway

Hij liet het hoofdje heen en weer door zijn vingers rollen. Vervolgens keek hij me grijnzend aan. Ik schuifelde op mijn stoel en kon mijn blik niet van het hoofdje afwenden. De weinige haren die de pop nog had, kleefden samen tot een vettige sliert. Hij grijnsde al zijn tanden bloot, bracht het hoofdje aan zijn lippen en slurpte het kleverige goedje er in een teug uit. 

De rillingen liepen over mijn rug. Ik wilde hier niet zijn.
Wat dacht mijn redacteur wel?
Wat moet ik hem in godsnaam vragen?
Meneer, wat doet u met al die barbiepoppen? 

Ik kan je wel zeggen wat hij er mee deed. De hele kamer was behangen met slingers van veelkleurige hoofdjes. De ogen had hij ruw uitgesneden en vervangen door lichtjes. Nu de nacht viel, leek het decor een gruwelijke halloweenscène. Popjes die me aanstaarden met gloeiende ogen, voor immer zwijgzaam, om hulp krijsend. Help me! Help ons! Onze onschuld, onze gouden lokken, onze eeuwige jeugd... Weg, allemaal weg.  

De man veegde het vet van zijn mond en dipte het hoofdje opnieuw in de brij. Hij liet zijn tong  over zijn lippen glijden. De kruiden – hopelijk waren het kruiden – bleven tussen zijn gelige tanden steken. Ik voelde mezelf misselijk worden. Ik moest iets doen. Ik moest daar weg. 

“Heerlijk is het, meneer. Ik gebruik overal poppen voor. Geweldig zijn ze, en zo sierlijk. Ik gebruik ze werkelijk overal voor.” 

Ik had het niet moeten vragen, maar deed het toch. “Ook om te eten?” 

“O ja, meneer! Heerlijk is dat, als je dat laatste restje uit het hoofd kan zuigen. Dat zijn zoals es-kar-gos. Kent u dat? Eigenlijk is dat een fraai woord voor slakken, maar es-kar-gos klinkt veel smakelijker.” 

De misselijkheid nam toe. Ook voelde ik me duizelen. Es-kar-gos?
Waar heeft die man het over? 

Ik moest wel wegkijken, wilde ik mijn lunch binnenhouden, dus keek ik de kamer rond. 

“U gebruikt ze ook als decoratie, zie ik. Waar vindt u zoveel barbiepoppen?” 

Kon me niet schelen. Al schraapt ie ze iedere avond uit een vuilnisbak.  

“Ik koop ze. Nieuw of tweedehands. Op het net kan je heel wat goede zaakjes doen.” 

“Uh-uh.” Witte stranden, palmbomen, cocktails. Ik zit hier niet echt.
“Heeft u hier toekomstplannen mee? Wat gaat u met uw verzameling doen?” Mijn blik viel op de vitrine met hele en halve poppen. Een rijtje met naakte poppen. Een rijtje met hoofden. Een rijtje met ledematen. Die vent had de moord van duizenden poppen op zijn geweten.  

“Nou, ik blijf zoeken naar nieuwe toepassingen, weet-u-wel. Ik ben erg creatief aangelegd. Dat blijf ik koesteren.” 

Creatief, zegt ie. Dit gaat alle hulp voorbij . 

“Wanneer komt de fotograaf?” 

“Mmh, wat zegt u?” 

“Wanneer komt de fotograaf? Voor mijn portret in de krant.” 

“Oh, die komt er zo aan. Bedankt voor uw tijd, meneer. Ik weet voldoende. Fijne avond nog.”