De kerselaar

If there's a book that you want to read, but it hasn't been written yet, then you must write it.

Toni Morrison

Ik ken de weg. Ik moet het pad volgen. In de verte zie ik de boom verschijnen. Het is een stukje wandelen, maar dat is de bedoeling. Ik moet mijn tijd nemen tot aan de boom. Niets overhaasten. Dus wandel ik rustig over het bruggetje dat achter de bloemenvelden ligt. Ik luister naar het kletterende geraas van het water. Ik zie de vogels overvliegen. Een van die vogels komt uit de boom waar ik naartoe wandel. Ze vliegen de zon tegemoet. Steeds hoger de blauwe lucht in, totdat ze verdwijnen en enkel nog een vluchtige herinnering vormen.

Mijn boom komt dichterbij. Ik wil een Japanse kerselaar die volop in bloei staat. Zo zij het. Ik twijfel tussen witte en roze bloesems, maar bij dit zonnige weer spreken de witte bloesems me meer aan. En daar staat hij dus, mijn Japanse kerselaar die ongeduldig op me wacht. Totdat ik mijn paadje gevolgd heb, voorbij de wilde bloemen en het bruggetje, tot er slechts luttele meters overblijven tot aan mijn trouwe vriend.

Ik ga aan de stam zitten. Mijn rug er stevig tegenaan gedrukt. Ik voel mezelf één worden met de boom en zijn wortels. Ik sta stevig en sterk, net zoals mijn bloeiende kerselaar. De wortels houden me overeind in weer en wind. De grond onder me biedt me de voedingstoffen die ik nodig heb. Dan verplaats ik me naar de takken en de bloesems. Ik voel hoe de zon mijn blaadjes verwarmt. Ik voel de vogeltjes in mijn takken. Ze fluiten, zingen en springen van tak tot tak. Ze voelen zich goed en ik verwelkom ze met open armen. Of takken, als je wilt.

Ik ben één met de kerselaar.

De zon voedt mijn blaadjes, mijn takken, mijn stam en mijn wortels. Ik voel mezelf groeien, ik reik naar de zon, de vliegende vogels, de blauwe lucht en een hemel vol onbenutte kansen. Ik word steeds groter en mooier. Een volle boom die zijn landschap overheerst.

Ik heb het pad gevolgd dat ze me beschreven heeft. Nu beschrijft ze me hoe ik mezelf kan verbeteren. Ik ben bij bewustzijn. Amper. Ik hoor haar stem en ik luister naar ieder woord, maar ik voel me loom. Ik verroer geen vin meer. Ik lijk levenloos in haar designzetel, maar mijn geest is hard aan het werk.

Ik moet de oude takken verwijderen om plaats te maken voor nieuwe scheuten. Ik moet mijn kerselaar onderhouden. Anders is de kans op glanzend, bloedrood fruit nihil. Als ik mijn boom niet verzorg, dan vergaat hij tot een zielig hoopje bruine bladeren en dode takken. Het hout kan misschien wel gebruikt worden voor meubels en dergelijke, maar de takken en de blaadjes worden hoogstens compost.

Eigenlijk mag ik geen plan B maken, waarbij mijn kerselaar omgezaagd wordt. Mijn kerselaar moet bloeien en groeien, punt. Ze voegt nog enkele boodschappen toe aan mijn onderbewustzijn, maar het wordt me te veel. Het zonlicht en de vogels nemen me mee, ver weg van de boom. De zonnestralen maken me loom en lui en het duurt niet lang of ik lig te slapen in de zachte zetel. Mijn neus is wat verstopt, dus ik begin zachtjes te snurken. Dat stelt ze niet op prijs.

“Jozefien, word wakker!”

Ze pauzeert de opname van de mp3-speler die ik iedere sessie hoor mee te brengen. “Jozefien, je kan niet iedere keer in slaap vallen. Dan heeft de hypnose geen zin. Dan kan ik niets voor je betekenen”.

Ik voel me schuldig en slaapdronken. Natuurlijk spijt het me. Natuurlijk wilde ik niet in slaap vallen, maar het lieflijke gezang van die vogeltjes. De warme zonnestralen op mijn blaadjes en mijn takken. Iedereen zou toch ontspannen en vredevol in slaap vallen? Helaas doe ik het nu al voor de derde keer en ik voel dat de grenzen van haar geduld met rasse schreden naderen.

“Jozefien, dit hebben we al besproken. Natuurlijk moet je ontspannen zijn om de boodschappen te laten doordringen, maar als je in slaap valt, neem je niets op van onze boodschappen. Je moet echt wakker blijven tijdens onze sessies”.

“Het spijt me, het was een drukke week en ik kan me niet ontspannen. Behalve hier dus. Maar dan ga ik te ver en val ik in slaap”.

De therapeute zucht en staat recht. Het is een oudere dame, met kort, krullend haar. Ze loopt op haar ballerina’s naar de archiefkast aan de andere zijde van de kamer. Daar haalt ze twee boeken uit die ze mij plechtig overhandigt. “Hier, lees misschien eerst deze boeken. Er staan goede oefeningen in. Die kunnen je ook helpen”.

Ik knik, maar durf haar niet aan te kijken. Ze sluit af met een aantal adviezen die ik niet echt registreer. Ik ben nog niet volledig wakker. Je vuurt toch geen hoop informatie af op iemand die duidelijk niet bij de les is?

Ik overhandig mijn vijftig euro en verlaat de kamer. Ik haast me door de gang naar de uitgang en mijn auto die om de hoek geparkeerd staat. De mp3-speler heb ik haastig in mijn handtas gepropt, maar de opname van vandaag is dus nutteloos. Toch durf ik die thuis niet te wissen. Stel je voor dat ik er iets uit kan halen? Dat ik om god-weet-welke-reden er beter van word?

Er is verbetering, zoals de therapeute beloofd had, maar het gaat me niet snel genoeg. Ik wil niet stotteren op het werk. Ik wil me niet belachelijk maken tijdens een presentatie omdat ik de juiste woorden niet vind. Ik wil niet meer het meisje zijn dat té lief is. Te lief staat gelijk aan onnozel, naïef, wereldvreemd... Ik ben niet onnozel. Ik weet heel goed hoe de wereld in elkaar zit. Alleen beseffen ze dat niet op kantoor. Omdat ik het niet uitgelegd krijg - laten we eerlijk zijn.

De hulpboeken uit de bieb bleken nutteloos. De life coach moest na enkele ontmoetingen toegeven dat hij me niets kon bijbrengen.

Blijkbaar kreeg ik die primeur.

Edelstenen en essentiële oliën - om met mezelf in het reine te komen - bleken hun placebo-effect niet te vervullen. En nu kan ik zelfs eenvoudige hypnose sessies niet aan.

Eenmaal thuis nestel ik me in de sofa onder het dikste fleece deken dat ik bezit. De kat springt erbij en kruipt in de holte van mijn taille. Ik beluister de opname, maar het gespin van mijn kat verstoort de ervaring. Ik leg de speler aan de kant en sluit mijn ogen. Ik volg het pad voorbij de bloemenvelden tot aan het bruggetje. Ik had niet eerder opgemerkt dat er ook vissen in de rivier zwommen. Het zijn er best wel veel. Ik vervolg mijn weg naar mijn kerselaar, die nu roze bloesems heeft en ik druk mijn rug stevig tegen de stam aan.

Hier blijf ik even zitten. Voor langere tijd misschien. En ik reik met mijn takken naar de zon, de vogeltjes en een hemel vol onbenutte kansen. Ik word steeds groter en mooier. Een volle boom die het landschap overheerst.

Een volle boom die niemand nog onnozel vindt.


Dit verhaal verscheen in de bundel Onder de boom via Schrijverspunt.nl.